In ontwikkeling: genormeerde methode voor het meten van chroom-6 in verf
Goed nieuws, want verschillende laboratoria werken samen om nog dit jaar een genormeerde methode te introduceren voor het meten van chroom-6 in verf. Wil Klarenaar, senior consultant bij SGS INTRON, neemt deel aan de werkgroep die bezig is met de ontwikkeling van deze nieuwe meetmethode. We spraken hem over de effectiviteit van ChroNo59® en we konden het niet laten om toch ook even te informeren naar de nieuwe meetmethode die bekend zal worden als NEN5617. Mooi detail: deze nieuwe meetmethode komt sterk overeen met de werkwijze die SGS heeft gebruikt voor de metingen bij het onderzoek naar ChroNo64® en ChroNo59®.
Wat is de aanleiding geweest om de koppen bij elkaar te steken voor een genormeerde meetmethode voor het meten van chroom-6 in verf?
Wil Klarenaar: ‘Chroom-6 is zo’n lastig stofje dat het heel moeilijk in een analyse is te vangen en daar zit ‘m het probleem. Namelijk dat de analyse van chroom-6 in verf tot twijfelachtige resultaten kan leiden. Dat komt omdat er in de verf behalve chroom-6 ook andere stofjes kunnen zitten die veel zijn toegepast, zoals metallisch zink. Bovendien kunnen op een object soms wel 10 of 20 verflagen zijn aangebracht. In die verflagen kan chroom-6 vele decennialang stabiel zijn, maar wanneer dat zink uit de ene verflaag in het analysemonster gecombineerd wordt met chroom-6 uit een andere verflaag dan veroorzaakt die combinatie in je analyse verstoringen waardoor chroom-6 wordt afgebroken. Dat betekent dat je in die gevallen geen choom-6 kan meten, terwijl het er wel in zit. De laboratoria gaan daar heel serieus mee om. Wij controleren bij elk verfmonster of dit effect optreedt en als we dit zien dan komt er ook een disclaimer bij het meetresultaat op het rapport te staan. De problematiek is natuurlijk iets complexer zoals ik ‘m nu uitleg, maar dat veroorzaakt nogal wat verwarring in de markt. We proberen hiermee zo duidelijk mogelijk te zijn.’
Er is een werkgroep opgericht waar verschillende belanghebbenden – zoals Prorail – zitting in nemen om samen tot die genormeerde meetmethode te komen. Wordt daarmee de verwarring opgelost?
Wil: ‘Samen met andere laboratoria, TNO en het NEN hebben wij afgelopen jaar op initiatief van RWS gewerkt aan het op papier stellen van een methode waar we het allemaal over eens zijn. Deze genormeerde methode maakt het probleem dat ik net schetste trouwens niet kleiner, maar wel bekender en acceptabeler. Met deze norm gaan alle laboratoria ook op dezelfde manier met dit probleem om en dat geeft duidelijkheid voor onze opdrachtgevers. De methode is helaas niet perfect, maar dit is zo goed als we het nu kunnen en hier zullen we het mee moeten doen.’
Waarom is een uniforme meetmethode zo belangrijk?
Wil: ‘Wij zijn in 2017 begonnen met onderzoek aan chroom-6 in verf. En we hebben op basis van de dingen die we hebben ontdekt en de methodes die we hebben ontwikkeld protocollen opgesteld om chroom-6 te meten in verf (het SGS 4-stappenplan). Gaande dat traject hebben we vastgesteld dat de sneltest zelfs met kennis van zaken en uitgevoerd door ervaren inspecteurs maar een heel beperkte betrouwbaarheid heeft. En met heel beperkt hebben we het over 50% als je het helemaal in de gehele meetrange zou betrekken. Nou, 50% dat is gewoon geen betrouwbaarheid, daar heb je helemaal niets aan. Dat was voor ons aanleiding om onze eigen sneltest – dat is geen commerciële maar eentje die we zelf maken – alleen nog te gebruiken om chroom-6 in hele hoge concentraties mee te identificeren. Daar is onze sneltest wel betrouwbaar gebleken. Elk geval van twijfel echter of een negatief testresultaat van de sneltest, geeft bij ons altijd aanleiding tot een laboratoriumanalyse. Dus daar zitten behoorlijk wat stappen in onze techniek. Hiermee hebben we een hoge mate van betrouwbaarheid van het onderzoek naar chroom-6 bereikt. Een uniforme analysemethode past daar heel goed bij. De grootste onzekerheid zit nu in de variatie van de aangebrachte verflagen en de complexiteit van de geschilderde objecten. Het is heel lastig om de betrouwbaarheid nog verder te vergroten, dat zou je kunnen maar dan moet je nog veel meer inspanning stoppen in je monsterdichtheid en dat soort zaken.’
Wanneer is de nieuwe meetmethode officieel?
Wil: ‘De laatste rimpels zijn gladgestreken in de conceptnorm. Dit jaar wordt de conceptnorm getest door aan 8-tal laboratoria waarbij we dus verfmonsters gaan analyseren en de meetresultaten met elkaar gaan vergelijken om daarmee de betrouwbaarheid van de methode vast te stellen. Als dat verder goed gaat – daar zit nogal wat voorbereiding aan en we moeten bovendien rekening houden met een formele commentaarronde – dan zou dat kunnen betekenen dat na de zomer de meetdata beschikbaar zijn en kunnen worden verwerkt, zodat we er iets van kunnen vinden. Volgens deze planning kan tegen het einde van dit jaar de norm definitief wordt vastgesteld.’
Moet nu iedereen de nieuwe meetmethode gaan gebruiken?
Wil: ‘Dat is een keuze van de bedrijven. Wat we in ieder geval bereikt hebben is dat we met RWS, met NEN, met TNO dat er bij betrokken is als voorzitter van de werkgroep plus een achttal laboratoria in Nederland, het met elkaar eens zijn dat dit de methodiek is. En dan is het natuurlijk aan de opdrachtgevers om opdracht te geven om deze methodiek te volgen of niet. Het is natuurlijk wel een advies om dat te doen!’
Heb je een vermoeden van aanwezigheid van chroom-6 op jouw project? Neem contact met ons op en wij helpen je verder!